Hulp bij het huishouden valt binnen het bereik van de Wmo 2015. Dat concludeerde de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 18 mei1, in de uitspraak waar velen reikhalzend naar uitkeken. Die dag was er ook een interessante uitspraak op grond van de Wmo 2007.2 De gemeente in kwestie indiceert in resultaatgebieden, zoals een schone leefbare woning. Dat kon de toets van de CRvB niet doorstaan. Zijn we weer terug bij af?12
Voor het antwoord op die vraag moeten we even terug in de tijd. Op 1 januari 2007 werd de huishoudelijke verzorging in de Wmo 2007 geïntroduceerd. Daarvoor was dit als verzekerde prestatie in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) opgenomen. In de beginjaren van de Wmo 2007 indiceerden gemeenten volgens het Protocol huishoudelijke verzorging voor de indicatiestelling AWBZ (hierna: protocol). Daarin staan onder meer de huishoudelijke taken genoemd, de tijden die daarmee gemoeid waren en hoe vaak ze gedaan moesten worden. Dit protocol is destijds tot stand gekomen in overleg met organisaties van de Regiegroep Indicatiestelling AWBZ: Arcares, VGN, MEE, Per Saldo, CG Raad, LOT, Cliëntenbond en LOC. Daarmee berust de inhoud op een deskundige analyse van de zorgbehoefte van leefeenheden. Het kan gelden als representatieve objectieve maatstaf, een soort Nibudnorm zou je kunnen zeggen. Onder de Wmo 2007 oordeelde de CRvB dan ook dat gemeenten zich bij de beslissingen op aanvragen om huishoudelijke verzorging in ieder geval mogen baseren op dat protocol.3
Aanscherpen
Tijden veranderen en gemeenten zaten niet stil. Het protocol werd nog eens kritisch bekeken. Een groot aantal gemeenten ging over tot het aanscherpen van de normtijden en soms tot het schrappen van bepaalde taken, zoals strijken en het aan de buitenkant ramen lappen. Vaak gebeurde dat in overleg met de aanbieders en/of mede op basis van evaluatie( s) met de cliënten. Niet alle cliënten waren het eens met een teruggang in de (norm)tijden en een deel van hen stapte naar de bestuursrechter. In twee zaken confronteerde de CRvB de gemeenten in kwestie met een prangende vraag:4 Kunt u inzichtelijk maken dat de verlaagde normtijden uit het hiervoor bedoelde protocol op objectieve criteria berusten? Eén gemeente liet weten dat de nieuwe normtijden berusten op overleg met de zorgaanbieders, vergelijkend onderzoek naar de normtijden bij andere gemeenten en algemene protocollen van de schoonmaakbranche. Desgevraagd bleven de bewijsstukken echter uit. De andere gemeente stelt dat de nieuwe normtijden zijn gebaseerd op ervaringen in de praktijk van diverse zorgaanbieders en dat gebleken is dat de verlaagde normtijden voor inwoners weinig problemen hebben opgeleverd. Er volgt een vernietigend oordeel voor beide. Volgens de CRvB bestaat er op deze manier geen inzicht in de vraag welke concrete activiteiten verricht moeten worden, hoeveelheid tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van onder meer een schone en leefbare woning. Net als bij de uitspraken op grond van de Wmo 2015, oordeelt de CRvB ook hier dat overleg met onder meer aanbieders en de clientenraad een onvoldoende objectieve onderbouwing zijn voor de deugdelijkheid van de nieuwe normtijden. Bedenk daarbij overigens ook dat de aanbieders een sterk eigen belang hebben bij de uitkomst, zij worden immers door gemeenten gecontracteerd.