Wat kan wetenschappelijk onderzoek naar (netto) effectiviteit van re-integratie methoden bijdragen aan de kwaliteit van de dienstverlening aan werkzoekenden? Veel onderzoek is er op gericht om te bewijzen dat een bepaalde aanpak werkt. Maar wat werkt voor de een, hoeft niet te werken voor de ander.
Dat vakmanschap van klantmanagers iets is waar je heel verschillend tegenaan kunt kijken blijkt uit een verkenning die het ministerie van Sociale Zaken heeft laten uitvoeren.1 Voor die verkenning zijn bijeenkomsten georganiseerd met vertegenwoordigers van verschillende partijen die zich bezig houden met re-integratie. Uit de praktijk, de wetenschap, management en beleid. Het ging daarbij onder andere over doelen van re-integratie, het belang van wetenschappelijke kennis en van praktijkkennis, professional versus uitvoerder, voorwaarden om te kunnen leren. Gaandeweg die bijeenkomsten werd het voor de deelnemers voorstelbaar en aanvaardbaar dat wat in de ogen van de een vanzelfsprekend lijkt, er door de ogen van de ander heel anders uit ziet. Het ligt er dus een beetje aan van welke planeet je komt. Van de planeet van de professionals, die dagelijks met werkzoekenden in de spreekkamer zitten, van de planeet van mensen die hun brood verdienen met wetenschappelijk onderzoek, van de planeet van mensen waar op gestemd mag worden of van de planeet van mensen met een karig inkomen die menen op te draaien voor de kosten van al die klaploperij. Ik heb het meteen maar even gecheckt bij overheidsuitgaven punt nl en het blijkt dat ik persoonlijk per jaar € 386,33 bij moet dragen aan de kosten van de sociale diensten en sociale werkvoorziening, waarvan ongeveer de helft naar de uitvoering gaat. Niet om wakker van te liggen, maar goed dat is dan weer mijn planeet. Ik zou er wel iets meer voor over hebben om mensen die nu met lege handen staan aan zinvol werk te helpen. Vooral als dat betekent dat mijn buurvrouw netjes hulp in huis kan krijgen, het verkeer bij de drukke pont goed geregeld wordt en het park netjes onderhouden. Maar dat terzijde.
Evidence?
Het gaat er om dat die verschillende perspectieven ook verschillende oplossingen voor verschillende problemen met zich mee brengen. Daardoor benadrukt de een dat er meer wetenschappelijke kennis moet komen terwijl volgens de ander tijd en speelruimte voor de professionals het belangrijkste knelpunt is. En het een hoeft het andere eigenlijk niet uit te sluiten.