Op 19 juli 2018 stuurde minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het rapport ‘Stages na afstuderen’1 naar de Tweede Kamer. Het onderzoek diende om beter zicht te krijgen op dergelijke stages en mogelijk stagemisbruik. De Tweede Kamer heeft eveneens gevraagd om een overzicht van de voor- en nadelen van het principe dat een stage bij een opleiding hoort.212
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat het aantal betaalde stages de afgelopen vijf jaar behoorlijk constant is gebleven en zich al enige tijd rondom de 290.000 beweegt. Het aantal stages ná afstuderen vertoont eveneens een consistent beeld en komt jaarlijks uit op bijna 27.000 stages. Grofweg kan worden gesteld dat circa een op de tien stages in Nederland na de opleiding plaatsvindt.
Sectoren
Het aantal stages na afstuderen blijkt in een aantal deelsectoren hoog te zijn. Zo vindt in de ‘gezondheids- en welzijnszorg’ achttien procent (4.900) van deze stages plaats en in de sector ‘advisering en dienstverlening’ twintig procent (5.300). Wanneer het absolute aantal stages na afstuderen wordt afgezet tegen de totale werkgelegenheid in sectoren, blijkt dat ook in sectoren als ‘informatie en communicatie’ relatief veel van deze stages te vinden zijn (1.670). Dat geldt ook voor ‘cultuur, sport en recreatie’ met 710 stages. Het aandeel stages in deze sectoren ligt tussen de 1,1 en de 0,5 procent, waar dat voor heel Nederland uitkomt op 0,3 procent.