De sociaal-fysieke infrastructuur is de laatste jaren flink opgeschud. Veel ontmoetingsplekken, zoals buurthuizen, zijn gesloten. En de plekken die er nog wel zijn, zijn in het nauw gebracht door bezuinigingen en van karakter veranderd door het nieuwe Wmo-elan. Maar betekenisvolle ontmoetingsplekken in de haarvaten van de samenleving zijn nu belangrijker dan ooit.
Het publiek domein floreert als nooit te voren. We zoeken elkaar binnens- en buitenshuis in toenemende mate op. Populaire ontmoetingsplekken als parken, terrasjes, bibliotheken en hippe koffiezaakjes hebben een huiskamerfunctie gekregen en zijn de visitekaartjes van menig stadsbestuur. We zien echter niet iedereen op deze populaire ontmoetingsplekken. Veel bewoners, dikwijls de groep met een sterke hulpvraag, zoeken de ontmoeting en interacties het liefst op plekken dicht bij huis. De slager op de hoek, het speelpleintje, de kerk of moskee, de sportkantine, het buurtcafé of de wijktuin. Dit zijn voor hen betekenisvolle ontmoetingsplekken; dichtbij, toegankelijk en op de wijk of buurt gericht. Ze zijn onmisbaar voor hen die de weg niet kennen of nemen naar formele instanties. Nu mensen zorg, hulp en steun steeds meer zelf moeten organiseren, begint dit voor velen in een wijk- en buurtgerichte ontmoetingsplek.
Veel van deze plekken zijn de laatste jaren weg bezuinigd of minstens in het nauw geraakt. De sluiting van wijk- en buurtcentra geschiedde veelal onder het mom van ‘we investeren in activiteiten, niet meer in stenen’. Het sociaal werk is inmiddels veranderd, subsidiepotjes verdwenen, (spel)regels herzien en woningcorporaties beperkt in hun maatschappelijk vastgoed. Maar de plekken om elkaar te kúnnen ontmoeten blijven onverminderd van belang. De ‘stenen’ doen er toe.