Een basisinkomen is een bescheiden maandelijks bedrag voor elke volwassene in Nederland,
zonder tegenprestatie of vermogenstoets. Het geeft mensen bestaanszekerheid en vrijheid om hun
eigen leven anders in te richten. Met betaald werk, zorg, (her-) scholing of vrijwilligerswerk,
of een combinatie. Maar hoe zit het met mogelijke nadelen als massaal bankzitten en
onbetaalbaarheid?
Een van de voordelen van het basisinkomen is dat de armoedeval wordt opgeheven. De armoedeval is de
afgelopen jaren door de vele inkomensafhankelijke regelingen steeds groter geworden. Huursubsidie,
zorgtoeslag, kindgebonden budget en sinds kort ook arbeidskorting en heffingskorting zijn
inkomensafhankelijk. Hetzelfde geldt voor gemeentelijke regelingen. Ze zijn allemaal goed bedoeld, maar
onderaan de streep is de consequentie dat (meer) betaald werk voor de helft van de Nederlanders niet of
nauwelijks loont.
Mensen tussen minimum en modaal zitten financieel vast. Als iemand (beter) betaald werk vindt, gaat
hij er netto nauwelijks op vooruit en soms zelfs achteruit. Het kabinet-Rutte III gaat een vlaktax van 37
procent invoeren voor bijna iedereen. Het lage BTW tarief gaat dan omhoog. Welk probleem lost dit eigenlijk
op? Een gezin met een éénverdiener in een huurhuis met twee kinderen heeft niets aan dit belastingplan. Hij
verdient nu met 20 duizend euro bruto per jaar het minimumloon. Een betere baan betekent 31 duizend euro
bruto. Van die 11 duizend euro bruto houdt dit gezin netto 500 euro over: 96 procent valt weg. Dat komt
omdat huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget verdampen. Hard werken loont dus helemaal niet. Dit
geldt ook voor andere groepen tussen minimum en modaal. Een bijstandsgerechtigde gaat er netto niet op
vooruit als hij een baan vindt van 36 uur tegen het minimumloon. Ook uitkeringsgerechtigden zitten vast. Een
WAO’er levert zeventig procent in als hij een baantje vindt.