Op 1 maart 2016 heeft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer geinformeerd over het TNO-rapport ‘Agressie op het werk 2014’. De minister heeft bij de beantwoording van schriftelijke kamervragen van de leden Kerstens en Tanamal (beiden PvdA) de nieuwste cijfers over agressie op de werkvloer bijgevoegd. Die zijn verontrustend.
Agressie op de werkvloer vormt een serieuze bedreiging voor werknemers in ons land. In 2014 waren 1,6 miljoen werknemers slachtoffer van agressie door mensen van buiten de organisatie. Het betreft hier zogenaamde ‘externe agressie’ door bijvoorbeeld klanten, patienten, leerlingen of passagiers. Agressie door collega’s en leidinggevenden – ook wel ‘interne agressie’ genoemd – komt minder vaak voor dan agressie door externen. Toch worden jaarlijks nog altijd ruim 1,1 miljoen werknemers slachtoffer van agressie door collega’s of leidinggevenden. Bij agressie op het werk wordt onderscheid gemaakt in een viertal ongewenste omgangsvormen, te weten: ongewenste seksuele aandacht, intimidatie, lichamelijk geweld en pesten.
Monitoronderzoek
In aanvulling op een eerder rapport uit 2012 geven de onderzoekers van TNO een overzicht van de situatie van agressie op het werk, de impact ervan en de behoefte aan maatregelen. Dit alles op basis van data uit 2014. TNO maakt daarbij gebruik van een drietal databestanden: de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), de WEA (Werkgevers Enquête Arbeid) en de ZEA (Zelfstandigen Enquête Arbeid). De NEA is een grootschalig periodiek cross-sectioneel onderzoek naar de arbeidssituatie van Nederlandse werknemers. TNO voert de NEA uit in samenwerking met het CBS. Jaarlijks wordt een representatieve steekproef van werknemers (circa 38.000) benaderd voor het invullen van de enquête. De WEA is een tweejaarlijks representatief vragenlijstonderzoek onder ruim vijfduizend bedrijven en instellingen in Nederland. De ZEA is een enquête onder zelfstandigen in Nederland en is eind 2015 door 4.796 zelfstandigen ingevuld.