50-plussers die werkloos worden hebben beduidend meer moeite om werk te vinden dan mensen in andere leeftijdsgroepen. Toch is deze groep zeker niet kansloos op de arbeidsmarkt. UWV onderzocht hun kansen, en welke persoons- en omgevingskenmerken een rol spelen.
Met een zogeheten duurmodel hebben we berekend wat de kans is op het vinden van werk vanuit de WW.1 Hierbij is nagegaan wat de invloed is van een aantal persoons- en omgevingskenmerken zoals leeftijd, opleiding, beroep en woonregio. Uit de berekening blijkt dat deze kans sterk afhankelijk is van de leeftijd en opleiding (zie figuur 1). Bij mensen tot vijftig jaar schommelt de kans op werk tussen 60 á 75 procent, afhankelijk van het opleidingsniveau. Vanaf 47-48 jaar neemt de kans eerst licht af. Maar eenmaal de 55 gepasseerd, neemt de kans sterk af.
In de figuur valt op dat de kans op werk bij de hoogopgeleide twintigers het grootst is, maar daarna geleidelijk daalt. De kans is bij de hoogopgeleiden tussen de 32 en eind vijftig zelfs kleiner dan bij de middelbaar opgeleiden. Voor een deel kan dit verschil worden verklaard uit het gegeven dat de hoogopgeleiden meer tijd nodig hebben om een goede match te vinden tussen hun competenties en de beschikbare banen. Bij de middelbaar opgeleiden is het vinden van geschikt werk vaker afhankelijk van het feit of zij de juiste diploma’s hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verzorgenden, verpleegkundigen en installateurs gas/water en elektra.