Op 26 januari 2017 heeft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de kabinetsreactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (ARK) over Inburgering aan de Tweede Kamer gestuurd. De minister benadrukt in zijn brief dat het voor iedereen in Nederland van groot belang is dat nieuwkomers snel een plek vinden in onze samenleving.
Inburgering is een cruciaal startpunt voor nieuwkomers in onze samenleving. Asscher wijst er in zijn brief op dat hij al de nodige acties in gang heeft gezet die grotendeels samenvallen met de conclusies en aanbevelingen van de ARK. De minister geeft in zijn brief ook aan dat hij een hernieuwde discussie over het inburgeringstelsel waarneemt en deze discussie toejuicht: ‘als het beter kan, dan moeten we dat doen’. Maar hij geeft ook aan dat een stelseldiscussie iets is voor de kabinetsformatie en hij inburgering te belangrijk vindt om kansen op verbetering nu te laten liggen.
Rekenkamer
De ARK geeft in zijn rapport ‘Inburgering, Eerste resultaten van de Wet inburgering 2013’ d.d. 24 januari 2017 aan dat de resultaten van het inburgeringsbeleid van het kabinet achterblijven bij de verwachtingen. De Wet inburgering 2013 levert vooralsnog de helft minder geslaagden op dan onder de vorige wet uit 2007. Het lukt veel migranten niet om binnen drie jaar het examen te halen: van de 5.415 inburgeraars die in het eerste halfjaar van 2013 inburgeringsplichtig werden, was op 1 juli 2016 33 procent geslaagd en 15 procent van de plicht ontheven of vrijgesteld. De resterende 50 procent had nog niet aan de plicht voldaan. De ARK geeft bovendien aan dat het aantal inburgeraars dat een hoger dan verplicht examenniveau behaalt, drastisch is teruggelopen en dat dit de kans op opleiding of werk negatief beïnvloed. Het overgrote deel van de geslaagden heeft het examen op het minimale verplichte A2-taalniveau behaald (98%) en slechts een klein deel (2%) een hoger niveau (namelijk taalniveau B1/B2: staatsexamen). In de periode van 2007 tot 2012 (dus onder de Wet inburgering 2007) lag het aandeel geslaagden dat staatsexamen deed nog op twintig procent.