‘Ik ben op zoek naar de handhaver.’ ‘O, die zit op een andere afdeling.’ Bij veel gemeenten is dit helaas nog steeds een veel gehoorde dialoog. De handhaver (lees ook: toezichthouder en sociaal rechercheur) die met een ‘geheim’ onderzoek op een afgezonderde plek zit. Helaas, omdat ik van mening ben dat handhaving proactief moet zijn, zoveel mogelijk gericht op preventie en herstel, en volledig geïntegreerd in de uitvoering. Dit zijn immers ook belangrijke speerpunten uit het ‘Hoogwaardig Handhaven’ dat gemeenten hebben omarmd.
‘Ik ben op zoek naar de handhaver.’ ‘O, die zit op een andere afdeling.’ Bij veel gemeenten is dit helaas nog steeds een veel gehoorde dialoog. De handhaver (lees ook: toezichthouder en sociaal rechercheur) die met een ‘geheim’ onderzoek op een afgezonderde plek zit. Helaas, omdat ik van mening ben dat handhaving proactief moet zijn, zoveel mogelijk gericht op preventie en herstel, en volledig geïntegreerd in de uitvoering. Dit zijn immers ook belangrijke speerpunten uit het ‘Hoogwaardig Handhaven’ dat gemeenten hebben omarmd. Ik zie vaak dat handhavers1 bij gemeenten eveneens zijn benoemd tot toezichthouder2 (op grond van de Algemene Wet bestuursrecht) en soms ook als buitengewoon opsporingsambtenaar3 (boa). Drie functies met verschillende richtlijnen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden gecombineerd in één. Bij kleine(re) gemeenten is deze medewerker apart geplaatst van de uitvoering belast met de Participatiewet en bij grote(re) gemeenten zijn ze samen gezet in een separaat team of afdeling.
Bij beide varianten in ieder geval niet samengevoegd met de primaire uitvoering (consulenten, kwaliteitsmedewerkers, poortwachter en bezwaar & beroep). Dit verzwakt naar mijn idee de handhavingspositie van de organisatie en de uitvoering.