Op 16 januari 2019 heeft staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid twee onderzoeken van het CBS naar de Tweede Kamer gestuurd. De onderzoeken zijn op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgevoerd. Het eerste onderzoek gaat over de uitvoering van de zogeheten taaleis, het tweede over de tegenprestatie.
Zowel de taaleis als de tegenprestatie helpt mensen om mee te kunnen laten doen. De staatssecretaris schrijft in haar brief het onacceptabel te vinden, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, dat mensen onnodig aan de kant staan. In het regeerakkoord is daarom opgenomen dat het kabinet in gesprek gaat met gemeenten over de manier waarop zij actief uitvoering geven aan de tegenprestatie. Daarnaast is in het regeerakkoord aangegeven dat er niet-vrijblijvende bestuurlijke afspraken worden gemaakt met gemeenten over de verplichting om de Nederlandse taal te leren.
Taaleis
Vanaf 1 januari 2016 is de Wet Taaleis van kracht. De wet vereist dat een bijstandsaanvrager de Nederlandse taal voldoende beheerst, met de gedachte dat mensen sneller werk vinden als zij over voldoende vaardigheden in de Nederlandse taal beschikken. Gemeenten moeten de aanvrager korten op de uitkering als die niet aan de taaleis voldoet en zich onvoldoende inspant om zich de Nederlandse taal eigen te maken. De Wet Taaleis vereist dat bijstandsgerechtigden basiskennis hebben van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F (niveau basisschool groep 8). Als een betrokkene zich verwijtbaar niet inspant, moet de gemeente de bijstandsuitkering verlagen: met twintig procent in de eerste zes maanden, met veertig procent voor de volgende zes maanden, en na één jaar moet dit met honderd procent.