Professionals de ruimte geven, loslaten, vertrouwen, regie op afstand: bekende managementtaal in de publieke sector. Tegelijkertijd blijft de regelreflex hardnekkig de kop opsteken. Hoe zit dat precies? Als de burger ‘in zijn kracht’ moet staan, hoe moet dat dan op de werkvloer? Een gesprek met Mathieu Weggeman, hoogleraar organisatiekunde TU/Eindhoven.
‘Ja, die titel van een van mijn boeken’, zo begint Mathieu Weggeman, ‘Leidinggeven aan professionals: niet doen. Daar sta ik achter, maar ik heb dat niet zelf zo verzonnen. Dat komt zo. Managementboeken worden wel veel gekocht, maar staan meestal ongelezen in de kast. Hoogstens wordt de kaft gelezen. Om maar meteen de boodschap duidelijk te maken, moet die in de titel. Dan weet iedereen meteen waar het over gaat en wat voor vlees hij in de kuip heeft.’
Het uitgangspunt is volgens Weggeman dat vakmensen hun vak naar eer en geweten willen uitvoeren, en dat kan alleen als je ze daarin zoveel mogelijk vrij laat. ‘Er gaat niemand ‘s morgens naar kantoor met de gedachte: “Eens kijken wat ik vandaag weer in de soep kan laten lopen.” Nee, vakmensen gaan voor hun werk, zijn inhoudelijk gedreven, willen het beste. Dat kunnen ze ook, als je ze met rust laat. Ga ervan uit dat dat geldt voor tachtig procent van de werknemers. Vijftien procent kan het niet of niet meer. Daar moeten we leertrajecten voor inrichten; die moeten we opleiden, trainen, meester-gezel relaties aanbieden tot ze het weer wél kunnen. En maar vijf procent zijn de echte niet-willers: die willen geen leiding. Dat zijn de mensen die te laat komen en te vroeg weggaan. Die ruilen tijd voor geld, en liefst zo weinig mogelijk tijd voor zoveel mogelijk geld. Die moet je juist wel strak, volgens procedures, regels en hiërarchie aanpakken.’