Zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan de slag helpen. Zo luidt de doelstelling van de Participatiewet. Om maatwerk te kunnen bieden, heeft de regering gemeenten veel beleidsvrijheid gegeven. Het is de vraag of het noodzakelijke maatwerk wordt geboden. Krijgt de burger wat hij nodig heeft om te kunnen participeren?
Hoogleraar Gijsbert Vonk betoogt in zijn Ab Harrewijn- rede1, dat ons systeem is verworden tot een cocktail die afbreuk doet aan de kwaliteit van de rechtspositie van mensen die afhankelijk zijn van zorg en bijstand. Dat kan ertoe leiden dat sociale grondrechten in het gedrang komen. Er wordt dus niet altijd maatwerk geboden. Zo is voor bepaalde groepen jongeren, denk aan jongeren met een lichte verstandelijke beperking, een psychische beperking en zwerfjongeren, de vier weken zoektijd voorafgaand aan het aanvragen van een bijstandsuitkering funest. Het is voor hen niet het medicijn dat tot participatie en meedoen leidt. Integendeel, ze voelen zich met het antwoord ‘kom over vier weken maar terug’, niet geholpen. En met de opdrachten en het eventuele pakket papier dat ze bij de aanmelding krijgen, kunnen ze niet uit de voeten. Met als gevolg dat velen van hen niet meer terugkomen. Voor zwerfjongeren is onderwijs of werk nog niet meteen haalbaar. Opvang met een integrale aanpak om hen weer op de rit te krijgen wel. Daarvoor is een uitkering een noodzakelijke basis.
Sommige wethouders noemen de vier weken zoektijd een groot succes. Minder aanvragen voor een uitkering en minder jongeren in de uitkering: dat is pas effectief, zo menen zij. De keerzijde van dit succes, kwetsbare jongeren die zoek raken of in het criminele circuit terecht komen, is bij hen nog onvoldoende op het netvlies. Zij realiseren zich te weinig dat kwetsbare jongeren uitsluiten van een uitkering en ondersteuning kan leiden tot persoonlijke schade.