De overheid maakt het inburgeraars moeilijk om mee te doen in de samenleving. Aan nieuwkomers worden steeds meer eisen gesteld en er wordt een te groot beroep gedaan op hun zelfredzaamheid. Als het misgaat, gaat het vaak goed mis. Aan de hand van een aantal persoonlijke portretten van inburgeraars presenteert de ombudsman zijn visie op behoorlijke inburgering.1
Rachid, een 24-jarige Syrische vluchteling, was zeven maanden dakloos. Door een fout van de overheid kreeg hij namelijk twee huizen in verschillende gemeenten aangeboden, maar toen hij een daarvan weigerde, kwam hij op straat te staan. En doordat er bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) geen vinkje in het systeem achter zijn naam stond, kon hij niet aan taallessen beginnen. Pas na tussenkomst van de ombudsman kon deze fout worden opgelost.
De dertienjarige Alina uit Rusland moest in een woud van regels en procedures haar moeder en zichzelf wegwijs maken in Nederland. Zij misten een aanspreekpunt, iemand bij wie je terecht kunt met vragen, iemand die met je meedenkt.
Yuri uit Cuba kwam bij zijn Nederlandse vrouw wonen. Hij wilde graag zijn inburgeringsexamen op tijd halen, maar door gezondheidsproblemen lukte dat net niet. Hij kreeg een boete van 1250 euro.