Sinds de decentralisaties in 2015 roept de regering iedereen, zo ook mensen met een beperking of chronische ziekte, op om naar vermogen mee te doen in de samenleving. Dit is denk ik een uitgangspunt waar bijna iedereen zich wel in kan vinden. Voor mensen met een beperking is het lang nog niet vanzelfsprekend dat ze op alle leefgebieden volwaardig kunnen meedoen.
Midden in de maatschappij staan
Op basis van het gedachtegoed waarop het VN-Verdrag Handicap is gebaseerd moet het begrip handicap als volgt worden gedefinieerd: een handicap vloeit voort uit de wisselwerking tussen mensen met een functiebeperking en sociale en fysieke drempels die hen belet om ten volle, effectief en op voet van gelijkheid te kunnen meedoen in de samenleving. Vanuit dit perspectief gezien benadert de overheid participatie nog veel te eenzijdig. Er wordt weliswaar verwacht dat iedereen zijn of haar steentje bijdraagt in de maatschappij, maar de overheid schiet nog ruimschoots tekort in het scheppen van de voorwaarden om dit mogelijk te maken. Neem bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. Werk draagt bij aan je inkomen, zelfontplooiing, kan ten goede komen aan je zelfbeeld en mensen kunnen er het gevoel van krijgen dat ze midden in de maatschappij staan. Zelf ben ik zeer content met mijn baan. Het geeft me het gevoel dat ik iets nuttigs doe, en ik ben tevreden over mijn inkomen. Dit is echter nog niet voor alle werkende mensen met een beperking het geval.
Stapeling van zorgkosten
Uit recent onderzoek van Ieder(in) blijkt dat de financiële bestaanszekerheid van mensen met een beperking onder druk staat. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het ontbreken van een stabiel inkomen. Het is voor mensen met een beperking vaak moeilijk om een baan te vinden, en als deze al wordt gevonden betreft het er vaak één met een contract van tijdelijke aard. Ondanks een aanvullende uitkering blijft het inkomen meestal steken tussen het bijstandsniveau (het sociaal minimum) en het minimumloon. Dit heeft grote impact op de sociale participatie van deze mensen. Het kopen van een huis is bijvoorbeeld zeer moeilijk, net zoals het starten van een gezin. Het financiële plaatje van mensen die afhankelijk zijn van een Wajong-uitkering ziet er ook niet al te rooskleurig uit. In de Participatiewet en Wajong is de hoogte van een uitkering vastgesteld op 70 tot 75% van het minimumloon. Voor mensen die vaak lang – soms levenslang – hiervan moeten rondkomen kan dit leiden tot armoede en financiële uitzichtloosheid. Wat de financiële positie van zowel werkende als niet-werkende mensen met een beperking ook onder druk zet is de stapeling aan zorgkosten, onder andere door de extra eigen bijdragen die zij moeten betalen als gevolg van hun handicap. Des te zorgwekkender is het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om de eigen betalingen in de zorg te vergroten.
Fundamentele vragen
Mijns inziens is de onder druk staande financiële positie van mensen met een beperking aanleiding voor een publiek en politiek debat over een aantal fundamentele vragen. Vergrijzing en technologische vooruitgang zijn twee ontwikkelingen die voor een groot deel de stijgende zorgkosten veroorzaken. De meeste mensen willen en kunnen namelijk steeds langer en gezonder leven. Dit levert een verdelingsvraagstuk op. Wat is goede zorg ons als samenleving waard? En hoe verdelen we als samenleving onze zorgkosten? Maar ook: is het eerlijk dat mensen met een levenslange beperking of ziekte een groot deel van hun inkomen kwijt zijn aan zorgkosten? En hoe solidair zijn jong en oud, rijk en arm en mensen met en zonder beperking met elkaar? Hiernaast moet er denk ik een debat plaatsvinden over hoe we een participatiesamenleving voor ons zien. Betekent dit dat iedereen wordt opgeroepen om te gaan werken zonder een goed financieel perspectief? Of wordt er gekeken naar onder welke condities iedereen op een volwaardige manier kan meedoen op de arbeidsmarkt? Betekent dit dat we meer publieke middelen willen investeren om arbeid voor mensen met een beperking financieel aantrekkelijk te maken? En hoeveel van onze schaarse publieke middelen hebben we over voor bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijke gebouwen en openbaar vervoer? Oftewel: we verwachten van eenieder mee te doen in de samenleving, maar wat hebben we er als samenleving voor over om dit mogelijk te maken? Dit zijn denk ik de fundamentele vragen die beantwoord moeten worden om vorm te kunnen geven aan een participatiesamenleving.
Zie: Mensen met een beperking financieel in de knel door zorgkosten - Iederin
Door: Mark Homan, Beleidsmedewerker sociaal domein Werkorganisatie gemeente Heerhugowaard & Langedijk / Algemeen bestuurslid CP Nederland.