Het Groningse experiment Bijstand op maat ligt goed op stoom. Ongeveer negenhonderd mensen hebben sinds 1 november 2017 een vrijer bijstandsregime. Ze hebben geen arbeidsplicht, krijgen intensieve begeleiding of mogen meer van hun inkomsten houden. Waar staan we nu? En belangrijker: waar staan de deelnemers?
Eerst even terug naar het begin. Vier gemeenten, waaronder Groningen, voerden de afgelopen jaren een intensieve lobby in Den Haag voor experimenteerruimte binnen de Participatiewet. Dat lukte. Geïnteresseerde gemeenten kunnen binnen bepaalde juridische en wetenschappelijke kaders een experiment uitvoeren.1 Heel veel vrijheid is er niet, want de bepalingen zijn nauw omschreven door het Rijk, maar zoals veel andere experimenterende gemeenten2 heeft Groningen de aanwezige elasticiteit zo goed mogelijk benut. In Bijstand op maat zetten we alle drie de regimes in. Eén groep mensen krijgt ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht. Dat betekent dat ze niet hoeven te solliciteren, niet verplicht voor gesprekken naar de gemeente hoeven te komen, niet verplicht trajecten hoeven te volgen en zelfs de vrijheid hebben om een deeltijdbaan op te zeggen. Een tweede groep krijgt intensieve begeleiding, waarbij de eigen doelen van de deelnemer centraal staan. Voor de derde groep verandert er niets voor de re-integratie maar is er recht op een inkomstenvrijlating die kan oplopen tot 199 euro per maand. Mensen kunnen niet zelf kiezen voor een groep en na afloop van het experiment gelden de gewone bijstandsregels weer.
Aselect
Maar Groningen kreeg ook toestemming om de ruimte in de AMvB te gebruiken voor iets bijzonders. Zoals wethouder Mattias Gijsbertsen zegt: ‘Bijstand is nu een ‘one-size-fits-all-systeem’. Geef mensen zelf de regie in handen. Veel mensen weten heel goed zelf wat ze willen of waar ze aan willen werken. Zelf verantwoordelijk zijn stimuleert ook enorm.’ Daarom heeft Bijstand op maat een vierde onderzoeksgroep van deelnemers die zelf hebben kunnen kiezen tussen één van de drie regimes. Bij de toewijzing aan de groepen hebben we er bovendien rekening mee gehouden dat mensen die lang in een situatie van werkloosheid en armoede leven vaak aarzelen om risico’s te nemen, zeker daar waar het gaat om zoiets fundamenteels als de uitkering. Je moet mensen in die situatie niet uitnodigen voor iets waarvan ze de gevolgen totaal niet kunnen overzien. Daarom hebben we mensen bij het begin al aselect ingedeeld in de groepen. Ze kregen in de uitnodigingsbrief en later ook bij voorlichtingsbijeenkomsten alle informatie over het betreffende regime, en konden dan ja of nee zeggen. Dat deze denkwijze verstandig was, bleek toen we na de twintig voorlichtingsbijeenkomsten zelfs meer aanmeldingen kregen dan we hadden gepland en begroot. In schriftelijke reacties op de uitnodigingsbrief gaven bijstandsgerechtigden onder andere het volgende aan: ‘Fijn dat er vertrouwen gegeven wordt aan de mensen in de bijstand’, ‘Ben heel benieuwd! Ik vind het heel goed dat jullie dit doen. Dit is de manier. Aanmoedigen, ondersteunen in plaats van betuttelen’ en ‘Ik hoop dat dit eindelijk wat wordt.’